Vergadering : Oordeelsvormende raadsvergadering, 14 mei 2014 19:00:00

De huidige verordening op de gemeentelijke rekenkamerfunctie dateert uit 2010. Sinds die tijd zijn er zowel in de werkwijze van de raad als in de werkwijze van de rekenkamercommissie veranderingen geweest. De raad heeft het BOB-model aangenomen als vergadercyclus. De rekenkamer werkt sinds 2012 volgens een ander onderzoeksmodel.<br><br>De beschreven veranderingen maakten een actualisatie van de verordening op de gemeentelijke rekenkamerfunctie noodzakelijk. De nu voorliggende ontwerpverordening is afgestemd op het vergaderen volgens de BOB-cyclus en op de huidige onderzoekswijze van de rekenkamercommissie. Daarnaast is voor het eerst de procedure van hoor en wederhoor expliciet in de verordening beschreven. Tot slot werd van de gelegenheid gebruik gemaakt om een aantal kleinere redactionele aanpassingen door te voeren.<br><br>Gelijktijdig met deze verordening zijn ook het Reglement van Orde voor de rekenkamercommissie en het onderzoeksprotocol geactualiseerd. Voor deze documenten geldt dat deze door rekenkamercommissie zelf worden vastgesteld. Beide zijn ter informatie bijgevoegd en zullen na vaststelling op de website van de gemeente als openbare informatie worden gepubliceerd.<br>

Ingevolge art. 1, 2e lid van de Verordening op de <br>Fractieondersteuning wordt bij de start van elke nieuwe raadsperiode bij raadsbesluit de maximale vergoeding per fractie vastgesteld en bestaat deze vergoeding uit een bedrag per fractie vermeerderd met een bedrag per raadszetel van de betrokken fractie. <br>Het totaal te verdelen fractiebudget ligt rond de € 52.000,00. T.b.v. de raadsperiode 2010-2014 had de raad het ‘(basis)bedrag per fractie’ bepaald op € 2000,00 aangevuld met een bedrag per zetel (circa € 900,00 per zetel). <br>Bij een aantal van acht of negen fracties geeft dit een evenwichtige verdeling van de totale fractiegelden. <br>Voorgesteld wordt ook voor de raadsperiode 2014-2018 dezelfde verdeelsleutel te hanteren. <br>

De jaarstukken 2013 bestaan uit het jaarverslag, de jaarrekening en de jaarrekening in een half uur. Met de jaarstukken legt het college verantwoording af aan de raad over het gevoerde beleid en beheer <br>van het afgelopen jaar. Op basis van deze verantwoording en analyse kan worden bijgestuurd op het lopende en toekomstige jaren. <br>Door de accountant wordt voor het jaar 2013 de volgende controleverklaring afgegeven:<br>• Goedkeurend oordeel voor het aspect getrouwheid;<br>• Goedkeurende verklaring voor wat betreft de rechtmatigheid. <br>Een goedkeurende verklaring op de (financiële) rechtmatigheid betekent dat voor meer dan 99% uitgaven zijn gedaan waarbij de juiste procedures zijn gevolgd op het gebied van in- en externe regelgeving.<br><br>Het bruto financiële resultaat over 2013 is € 6,1 miljoen negatief. Gecorrigeerd voor de effecten van het vervroegd uittreden van een aantal 60+ medewerkers is het netto resultaat € 2,4 miljoen negatief. Dit netto resultaat geeft een beter beeld van de werkelijkheid omdat de eenmalige kosten voor het vervroegd uittreden te zien is als een bijzondere last in 2013 die in 2014 en 2015 weer wordt terugbetaald en toegevoegd aan de Algemene Reserve. Hier is in feite dus sprake van voorfinanciering (zie ook RIB 147 december 2013).<br><br>Voorstel<br>Het negatieve resultaat van € 6.1 wordt verrekend met de algemene reserve. Verder wordt in 2014 en 2015 in totaliteit € 3,7 miljoen teruggestort in de algemene reserve. Dit vanwege de voorfinanciering van het 60+aanbod aan 33 medewerkers.<br>

De raad wordt voorgesteld om akkoord te gaan met de Kadernota 2015. Deze Kadernota schetst het budgettaire beeld voor het komende begrotingsjaar 2015 en de daarop volgende jaren. Dit beeld is het financiële vertrekpunt voor de begrotingsvoorbereiding in de komende maanden en is gebaseerd op de relevante autonome en nominale ontwikkelingen die van invloed zijn op de budgettaire kaders van de Programmabegroting 2015-2018. Daarnaast zijn de financiële spelregels en uitgangspunten in deze Kadernota opgenomen. <br>In deze bijeenkomst wordt de raad in de gelegenheid gesteld om – politieke - vragen te stellen aan de wethouder en met elkaar argumenten uit te wisselen over de Kadernota 2015.<br><br>Beleidsarm<br>De Kadernota 2015 die nu voorligt, is een beleidsarme Kadernota op hoofdlijnen. Dit vanwege de verkiezingen en vorming van het nieuwe college, die gelijktijdig met de totstandkoming van de Kadernota hebben plaatsgevonden. Het hieruit voortvloeiende coalitieprogramma ‘Verbinden vanuit Vertrouwen en Verantwoordelijkheid’ is in financiële zin meegenomen in deze Kadernota en vormt daarmee een belangrijk onderdeel van het budgettair beeld.<br><br>Knelpunten<br>Vooralsnog laat de Kadernota, rekening houdende met de uitkomsten van het coalitieprogramma, een positief meerjarig budgettair beeld zien. Dit beeld moet echter bezien worden in het licht van de (nog) op te lossen taakstellingen en knelpunten die in de begroting 2015-2018 nog worden meegenomen. Op basis van de eerste inzichten worden er nog op te lossen knelpunten verwacht in de orde van grootte van in totaal € 5 tot € 8 miljoen. <br><br>Gemeentefonds<br>Een belangrijke budgettaire ontwikkeling in de Kadernota 2015 is de uitkering uit het Gemeentefonds, op basis van de septembercirculaire en decembercirculaire. Per saldo ontstaat een positief beeld van <br>€ 1,5 miljoen in 2015, € 0,8 miljoen in 2016 en € 1,1 miljoen vanaf 2017. Aandachtspunten zijn de WMO integratie-uitkering (geschatte daling € 2,7 miljoen, korting wordt zoals afgesproken 1 op 1 teruggelegd naar het beleidsveld) en de loon / prijscompensatie vanuit het Gemeentefonds ad € 1,2 miljoen (pagina 7 bijlage). Vanwege de overdracht van taken aan gemeenten op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving bij provinciale inrichtingen ontvangt de gemeente Venlo uit het gemeentefonds ca. € 0,3 miljoen. Voor de intensivering van het armoede- en schuldenbeleid ontvangt Venlo ca. € 0,5 miljoen. Herijking van het gemeentefonds levert de gemeente Venlo een nadeel op vanaf 2015 van € 200.000 structureel (pagina 15 en 16).<br><br>Lokale woonlastendruk<br>In het coalitieprogramma is het beleidsuitgangspunt gekozen dat de directe koppeling tussen de OZB, rioolheffing en afvalstoffenheffing wordt losgelaten en dat de OZB-raming met niet meer dan het inflatiepercentage gecorrigeerd mag worden. Uitgaande van een inflatiepercentage van 2,0% leidt dit tot een extra OZB-opbrengst van € 636.000 ten opzichte van de bestaande m

Voor u ligt de nieuwe Reclamenota Binnenstad, ter vaststelling. De nota betreft een actualisatie van verouderd reclamebeleid én harmonisatie van het uitstallingenbeleid in de binnenstad. Met de externe partners, onder andere de ondernemersvereniging Venlostad.com, is goed samengewerkt om de belangen van de individuele ondernemers te kunnen betrekken in het beleid. <br>De Reclamenota Binnenstad 2014 wordt na vaststelling en bekendmaking daarvan tevens onderdeel van de Welstandsnota.<br>Deze Reclamenota Binnenstad is als raadsvoorstel (met nummer 2014-6) eerder behandeld in de Beeldvorming en Oordeelsvorming van januari 2014, doch werd door de raad uiteindelijk niet rijp geacht voor behandeling in de besluitvormende raadsvergadering. <br>De raad verzocht het college om opnieuw in overleg te gaan met ondernemers in de binnenstad. Daarop is in februari 2014 de mening van de ondernemers gepeild. Dat was aanleiding om het <br>beleidsvoorstel en het raadsvoorstel aan te passen.<br><br>De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van het vorige raadsvoorstel zijn:<br>• verruiming van het uitstallingenbeleid waardoor het weer grotendeels in overeenstemming is gebracht met het eerdere beleid; <br>• opheffen van de bemoeienis van de gemeente met reclames achter het etalageraam.<br><br>Verder zal de haalbaarheid worden onderzocht van een informele kwaliteitscommissie die de ondernemers helpt bij realisatie van kwalitatieve gevelreclame en uitstallingen. <br><br>Deze wijzigingen passen binnen het beleidsvoornemen van de gemeente om meer zaken ‘los te laten’. <br><br>In het inspraakverslag zijn de reacties van de ondernemers en het standpunt van de gemeente opgenomen.<br>

De raad wordt voorgesteld om de Verordening leerlingenvervoer gemeente Venlo vast te stellen. De verordening wordt gewijzigd naar aanleiding van de nieuwe Wet op het passend onderwijs die op 1 augustus 2014 in werking zal treden. Op hoofdlijnen gaat het om de volgende wijzingen:<br><br>• Er dient rekening gehouden te worden met de redelijkerwijs te vergen inzet van ouders.<br>• Leerlingen die Voortgezet Speciaal Onderwijs (VSO) volgen en zelfstandig met het openbaar vervoer kunnen reizen, hebben wettelijk gezien geen recht meer op een vergoeding. Zij kunnen slechts aanspraak maken op een vervoersvoorziening als zij vanwege hun handicap niet zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik kunnen maken. <br>• Concretisering van het begrip “gehandicapte leerling”: een leerling die vanwege zijn lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap op ander vervoer dan openbaar vervoer is aangewezen, of vanwege een zodanige (structurele) handicap niet zelfstandig van openbaar vervoer gebruik kan maken. Voor het begrip “psychische handicap” is momenteel een wetswijziging in voorbereiding. De verwachting is dat wanneer deze wordt aangenomen pas na 1 januari 2015 van kracht wordt.<br>• Bij de beoordeling van een aanvraag voor leerlingenvervoer dient ook het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband betrokken te worden.<br>• Technische aanpassingen/wijzigingen die de toepassing van de verordening vereenvoudigen.<br><br>Overgangsregeling<br>Leerlingen die een school voor VSO bezoeken, hebben wettelijk gezien geen recht meer op een vergoeding. De gemeente heeft hierin geen wettelijke verplichting/taak meer. Gezien de consequenties is voor deze groep leerlingen een overgangsregeling opgesteld. Zie daarvoor art. 22 van de verordening. Kortgezegd komt het erop neer dat deze leerlingen nog gedurende een drietal schooljaren gebruik kunnen maken van bekostiging. <br>Op dit moment (peildatum februari 2014) vallen zo’n 28 leerlingen onder de overgangsregeling. Op jaarbasis is hier voor de gemeente Venlo een bedrag mee gemoeid van ± € 27.000,-. Dit bedrag maakt al deel uit van de totale vervoerskosten. Met andere woorden deze kosten leiden niet tot een verhoging van de huidige uitgaven. <br>Ook nieuwe leerlingen kunnen gedurende de drie jaar van de overgangsregeling gebruik maken. Scholen krijgen hierdoor meer tijd het zelfstandig reizen op te nemen en te verwerken in hun lesprogramma en de zelfredzaamheid van de leerlingen wordt hier extra door gestimuleerd. <br>Schooldirecties van het VSO zijn nauw betrokken bij de opmaak van de overgangsregeling. Het is de bedoeling dat alle Noord-Limburgse gemeenten de overgangsregeling opnemen in hun verordening.<br>

De raad wordt voorgesteld om in te stemmen met het Transitieplan Museum van Bommel van Dam, het ontwikkelperspectief voor het museum-nieuwe-stijl in de aanloop naar verzelfstandiging. In het <br>Transitieplan wordt ingegaan op de herprofilering van het museum en de collectie, een meerjarenbegroting voor de beoogde herpositionering en verzelfstandiging, de huisvesting en de <br>samenwerking met het Limburgs Museum. <br>Met de provincie en het Limburgs Museum wordt verder in overleg getreden over vergaande samenwerking en gezamenlijke huisvesting. Dit met het doel om te kunnen komen tot een <br>toekomstbestendig museum voor moderne kunst met maximale synergievoordelen. De raad wordt hierover in het najaar nader geadviseerd.<br><br>Toelichting<br>Op 25 september 2013 heeft de raad ingestemd met het in stand houden van het museum voor moderne kunst, uitgaande van de transitiegedachte in de aanloop naar verzelfstandiging (streefdatum 1 januari 2016). Deze transitiefase is noodzakelijk omdat het museum zwakke punten kent die eerst moeten worden weggenomen. <br>De verzelfstandiging kan in de ogen van het college alleen verantwoord gebeuren als bij de bedrijfsvoering vergaand wordt samengewerkt met een gedegen externe partner, bij voorkeur het <br>nabij gelegen Limburgs Museum. Verder is het noodzakelijk het museum fundamenteel te herpositioneren. <br>Tegelijkertijd moet invulling gegeven worden aan een bezuinigingstaakstelling van € 300.000,- op de gemeentelijke uitgaven. NB: in 2013 was de gemeentelijke uitgave € 1,3 miljoen, na een eerste besparing van € 75.000,- op de overhead.<br><br>Samenwerking<br>Het Transitieplan dat nu voorligt, is gericht op herpositionering van Museum van Bommel van Dam tot een eigentijds en aantrekkelijk museum dat op meer draagvlak kan rekenen in de stad en de regio, <br>een groter publiek aan zich weet te binden en minder afhankelijk is van overheidssubsidie. Voorwaarde is dat de knelpunten in de huisvesting worden opgelost en dat een samenwerkingsoverleg-<br>eenkomst met het Limburgs Museum wordt aangegaan. Ingezet wordt op samenwerking volgens model 1 dat uitgaat van shared service voor overhead en backofficetaken en vervolgens door te <br>ontwikkelen naar model 2 waarin naast shared service sprake is van twee musea onder één dak.<br><br>Huisvesting<br>Kijkend naar het achterstallig onderhoud, beveiliging en klimaatbeheersing blijkt in de bestaande huisvesting een investering noodzakelijk te zijn van € 1.625.000,- (o.a. om opgenomen te blijven <br>in het Museumregister). Om het in de meerjarenbegroting geschetste verdienmodel mogelijk te maken zijn verder ingrepen nodig om de kwaliteit en aantrekkelijkheid van publieksruimten te vergroten. De <br>kosten hiervan zijn geraamd op € 1.200.000,-. Het college heeft twijfels over dergelijke grote investeringen in het huidige gebouw. Gedachte daarbij is dat de exploitatie van zo’n klein museum in een eigen gebouw niet zal leiden tot een toekomstbestendig museum voor